Hartproblemen bij de hond.
Hartziektes worden onderverdeeld in aangeboren en verkregen hartziektes.
De aangeboren hartziektes zijn bij de geboorte al aanwezig, de verkregen hartziektes ontstaan vroeger of later gedurende het leven.
Verkregen hartziektes kunnen wel een genetische achtergrond hebben, dus een erfelijke gevoeligheid. Dat verklaart waarom bepaalde hartziektes bij bepaalde rassen vaker voorkomen.
Op deze informatiepagina beperken wij ons tot de meest voorkomende hartziektes bij de hond:
Deze 3 ziektebeelden zijn samen bijna 90% van alle hartziekten bij honden. De aangeboren hartproblemen komen bij honden naar een recente schatting minder dan 1% voor, en worden hier verder niet besproken.
Voor bovenstaand filmpje moet u even doorklikken naar YouTube
Myxomateuze klepdegeneratie.
Myxomateuze klepdegeneratie is de meest voorkomende hartziekte bij honden.
Het komt vooral voor bij kleine hondenrassen: Cavalier King Charles Spaniël, Teckel, Poedel, Chihuahua, Shih Tzu, Yorkshire Terriër, Cairn Terriër, Beagle, Whippet. Van de grotere rassen is de Duitse Herder gevoelig. Het ziektebeeld is ook bekend onder andere benamingen, zoals endocardiose en mitralis insufficiëntie.
Myxomateuze klepdegeneratie is een aandoening waarbij er sprake is van degeneratie van de kleppen in het hart. De kleppen vervormen en worden dikker, waardoor er uiteindelijk functieverlies optreedt: de kleppen gaan lekken. De aandoening is langzaam progressief, dus neemt in ernst toe met het toenemen van de leeftijd. Daarom zien we deze problemen veel vaker bij oudere dieren.
Het lekken van de kleppen kan in eerste instantie worden opgevangen door de reservecapaciteit van het hart, maar als de lekkage door toenemende klepveranderingen steeds groter wordt, ontstaan de problemen.
De oorzaak van deze ziekte is onbekend, maar er zijn erfelijke factoren aangetoond bij de Cavalier King Charles Spaniël en de Teckel. De symptomen zijn afhankelijk van de ernst van de afwijking. In het begin heeft het dier nog geen klachten, maar kan de dierenarts een hartruis horen. Als de afwijking erger wordt kan de hartruis luider worden, en beginnen ook de klachten:
•verminderd uithoudingsvermogen.
•hoesten, zonder benauwdheid, met name bij inspanning en opwinding.
•hoesten met benauwdheid, t.g.v. stuwing in de longen (longoedeem)
•dikke buik t.g.v. stuwing van de lever (ascites)
•flauwtes
De diagnose stellen wij op basis van de symptomen, het lichamelijk onderzoek, röntgenonderzoek, en eventueel een ECG. Bij twijfel is het nog mogelijk om door te sturen naar een specialist voor een echo onderzoek.
Therapie myxomateuze klepdegeneratie:
De behandeling bestaat uit hartmedicijnen die de hartspierfunctie ondersteunen (Pimobendan), en medicijnen die de verstoorde vochthuishouding (stuwing) moeten herstellen / compenseren (furosemide, ACE-remmer, spirononolacton).
Welke medicatie(s) er allemaal nodig zijn is maatwerk: het is sterk afhankelijk van de ernst van de klachten. Omdat de ziekte progressief is, is regelmatige controle nodig. Bij verslechtering kan aanpassing van de dosering of uitbreiding van het aantal medicijnen nodig zijn.
Patiënten met myxomateuze klepdegeneratie kunnen met goed afgestelde medicatie en regelmatige controles vaak nog lang en met goede kwaliteit van leven op de been blijven. Medicatie helpt vrij goed tegen de meeste symptomen, maar omdat het ziektebeeld progressief is, zal er ondanks de medicatie langzaam verslechtering op treden. Toenemende benauwdheid ondanks medicatie is vaak reden voor euthanasie. Er zijn gelukkig ook patiënten waarbij de klachten zonder of met medicatie dusdanig mild blijven dat het dier zijn natuurlijke levensduur kan bereiken.
Dilaterende Cardiomyopathie (DCM).
Deze term klinkt ingewikkelder dan het is, hij beschrijft namelijk wat er gebeurt bij dit ziektebeeld. Dilateren=uitzetten, wijder maken, Cardio= hart, Myo=spier, pathie=aandoening. Dus: een hartspieraandoening waarbij het hart uitzet, wijder wordt.
Bij deze hartspierziekte wordt het vermogen van de hartspiervezels om samen te trekken minder, met als gevolg dat het hart uiteindelijk groter wordt, met relatief dunne wanden. Door de veranderingen van het hart kunnen er ook lekkende kleppen ontstaan, en storingen in de elektrische geleiding binnen het hart, wat leidt tot ritmestoornissen.
Ook bij DCM speelt erfelijke gevoeligheid een grote rol. In tegenstelling tot de myxomatueze klepdegeneratie, komt DCM juist vaker voor bij de grote hondenrassen. Bij spaniëls speelt een tekort aan taurine (een aminozuur) een rol in het ontstaan van DCM. Hierbij is een tekort in de voeding niet de oorzaak, maar eerder een erfelijk gebrek waardoor spaniëls onvoldoende taurine zelf aan kunnen maken. Bepaalde infecties, zoals Toxoplasma en Borrelia (lyme disease) kunnen een ontsteking in de hartspier veroorzaken, en zo een rol spelen in het ontstaan van DCM. De erfelijke gevoeligheid is echter verreweg de belangrijkste oorzaak.
Gezond hart
1=Linker boezem
2=Linker kamer
3=Rechter kamer
4=Rechter boezem
5=Aorta (grote lichaamsslagader)
Dilaterende cardiomyopathie
1a=Vergrote linker boezem
2a=Vergrote linker kamer
3a=Verdunde hartwand
4a=Vergrote rechter kamer
5a=Vergrote rechter boezem
6a=Aorta (grote lichaamslagader)
Voor DCM gevoelige rassen:
Reuzerassen: |
Ierse Wolfshond, Deerhound, Newfoundlander, St.Bernard, Leonberger |
Grote rassen: |
Doberman, Boxer, Bordeaux Dog, Golden retriever, Labrador retriever, Old Eng.Sheepdog, Duitse herder, Bouvier, Dalmatiër |
Spaniëls: |
Eng.Cocker Spaniël, Eng.Springer Spaniël, Am.Cocker Spaniël |
Overig: |
Portugese Waterhond |
De symptomen van DCM treden vaak op wat jongere leeftijd op dan bij klepdegeneratie, meestal tussen de 4 en 8 jaar. Uitzondering hierop is de Portugese Waterhond, waarbij een vorm van DCM voorkomt die al enkele weken tot maanden na de geboorte tot problemen kan leiden.
Symptomen van DCM:
•verminderd uithoudingsvermogen
•flauwtes -vermageren
•dikke buik (ascites)
•benauwdheid en hoesten
•acute hartdood kan optreden (vnl. Bij de Doberman)
Ook bij DCM stellen wij de diagnose op basis van de symptomen, lichamelijk onderzoek, röntgenonderzoek, ECG en eventueel echo onderzoek. Bij Spaniëls kan bloedonderzoek naar taurine concentraties nuttig zijn. Bij niet gevoelige rassen met DCM is bloedonderzoek naar ziekteverwekkers als Toxoplasmose en Borrelia (Lyme Disease) te overwegen.
Therapie DCM:
De behandeling is net als bij de myxomateuze klepdegeneratie maatwerk: medicatie die de hartspier ondersteunt (Pimobendan), medicatie voor de vochthuishouding (furosemide, ACE-remmer, spironolacton), zo nodig medicatie tegen ritmestoornissen.
Als er een onderliggende oorzaak gevonden wordt als Taurine tekort dan kan dit als voedingssupplement gegeven worden. Bij aanwijzingen voor infecties moeten deze uiteraard gericht behandeld worden, naast de nodige hartmedicatie.
Ook hier zijn regelmatige controles nodig voor een optimale afstelling van de medicatie. Veel patiënten met DCM kunnen met medicatie nog een tijd op de been blijven, maar omdat het hele ziektebeeld sterker gevarieerd is in ernst, symptomen en snelheid van verloop dan bij klepdegeneratie, is de prognose ook sterk wisselend. Zo zijn er dieren die het lang goed doen, terwijl andere ondanks medicatie snel kunnen verslechteren.
Pericard overvulling.
Om het hart zit een vlies, het zogenaamde hartzakje, of pericard. Als er binnen het hartzakje zich vocht ophoopt, dan heeft het hart zelf niet meer de ruimte om zich goed te kunnen vullen met bloed, wat uiteraard de normale pompfunctie van het hart ernstig belemmert.
Oorzaken voor pericardovervulling zijn meestal tumoren, maar het kan ook zonder aanwijsbare oorzaak ontstaan.
De symptomen zijn afhankelijk van de snelheid waarmee het hartzakje volloopt. Als dit snel gebeurt dan kunnen patiënten acuut instorten en snel overlijden. Als het langzaam gebeurt dan lijken de symptomen op die van DCM.
Voor het stellen van de diagnose is naast lichamelijk onderzoek weer extra onderzoek nodig als ECG en röntgenonderzoek, met name om het onderscheid te maken met DCM. Een echo onderzoek kan eventuele tumoren in beeld brengen.
Therapie pericardovervulling:
De behandeling bestaat uit het aanprikken van het hartzakje en aftappen van de overmaat vocht daarin. Als het hartzakje daarna weer volloopt is herhalen van dit aanprikken een optie, maar is ook een operatieve behandeling mogelijk. Hierbij wordt het hartzakje geopend opdat de overmaat vocht weg kan lopen de borstholte in. Het hart staat dan niet meer onder druk, en het vocht wordt opgenomen door het borstvlies. Deze ingreep is specialistenwerk, en alleen zinvol als er geen tumoren als oorzaak aanwezig zijn.
De prognose van pericardovervulling is wisselend: slecht bij tumoren, redelijk goed bij pericardovervulling door onbekende oorzaak.